Berekeningsmethode ongevallenfrequentie (IF)
Inleiding:
Gebleken is echter dat de definities en de berekeningsmethodes die gehanteerd werden in deze vervallen NEN 3047 onverkort bruikbaar zijn gebleven bij de bepaling van ongevallenindexcijfers (IF = Injury Frequencies') in het kader van VCA. Ook om consistentie en vergelijkbaarheid met ongevallenstatistieken en indices uit het verleden te behouden is besloten de voor het doel relevante delen uit de oude vervallen NEN 3047 over te nemen en te gebruiken als VCA norm voor berekening van ongevallenindexen (IF) in het kader van VCA.
Onderstaande tekst dient als uitgangspunt voor en toelichting op de VCA-norm.
1. Onderwerp
Deze norm beschrijft de berekening van ongevallenindexcijfers op basis van een classificatie van de ongevallen, het aantal ongevallen in een bepaalde tijd en de verzuimduur.
Het doel van deze norm is om arbeidsorganisaties richtlijnen te bieden om arbeidsongevallen op uniforme wijze te definiëren en in kengetallen uit te drukken, zodat:
a. eenduidige informatie beschikbaar is waaruit de noodzaak resp. wenselijkheid van aanvullende preventie-ve maatregelen kan blijken;
b. een vergelijking van de veiligheidsniveaus tussen nagenoeg gelijksoortige arbeidsorganisaties mogelijk is;
c. zoveel mogelijk aansluiting op de bepalingen in de Arbeidsomstandighedenwet over registratie met betrekking tot arbeidsongevallen kan worden verkregen.
2. Toepassingsgebied
2.1 De norm is van toepassing op ongevallen die werknemers zijn overkomen in verband met het verrichten van arbeid.
2.2 Ongevallen die eveneens tot de arbeidsongevallen moeten worden gerekend zijn:
a. tot arbeidsongeval moeten ook arbeidsongevallen worden gerekend waarvan niet direct doch wel binnen 24h. een uitwerking (letsel) waarneembaar is;
b. indien meer personen bij een ongeval letsel oplopen. dient dit ongeval als evenzoveel ongevallen te worden geregistreerd;
c. ongevallen met een dusdanig licht letsel, dat ze slechts tot een werkonderbreking (gedurende het verdere gedeelte van de werkdag of de ploegendienst leiden.
2.3 Er zijn gebeurtenissen die wel voldoen aan de in punt 3 genoemde definities. maar die in deze norm verder buiten beschouwing worden gelaten:
a. beroepsziekten. behoudens beroepsziekten van acute aard die het karakter hebben van een ongeval;
b. ongevallen overkomen aan derden en/of bezoekers op het bedrijfsterrein (zie hiervoor 6.1).
2.4 Deze norm is niet van toepassing op de volgende ongevallen:
a. privé-ongevallen. waartoe bijvoorbeeld ook ongevallen in bedrijfssportverenigingen worden gerekend, ook als deze tijdens werktijd plaatsvinden;
b. ongevallen buiten de werktijd met bedrijfsapparatuur en/of gereedschap, die voor privédoeleinden worden gebruikt;
c. ongevallen tijdens het woon-werkverkeer. Voor werknemers die voor hun beroepsuitoefening moeten reizen (bijvoorbeeld vertegenwoordigers, onderhoudsmonteurs, chauffeurs) geldt geen woon-werkverkeer. Voor alle overige werknemers begint en eindigt het woon-werkverkeer bij de toegang/uitgang van het bedrijf;
d. ongevallen met uitsluitend materiële schade (storingen of incidenten) en de zogenaamde bijna- ongevallen.Ten aanzien van de laatste zou het verzamelen van gegevens van belang kunnen zijn voor de ongevallenpreventies, ware het niet dat deze gebeurtenissen zich moeilijk lenen voor registratie en statistische berekeningen.
3. Definities
In deze norm worden de volgende definities gehanteerd:
3.1 arbeidsongeval: Een aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid overko-men ongewilde min of meer plotselinge gebeurtenis. die de dood. een lichamelijk letsel, ziekte of aandoening als direct gevolg heeft en die resulteert in een werkstaking van de getroffene.
3.2 werkstaking: Het staken van het werk of van de ploegendienst, op de dag van het arbeidsongeval dan wel binnen 24h na het ongeval.
Toelichtingen
1. Beroepsziekten van acute aard, die het karakter hebben van een arbeidsongeval, worden beschouwd als een ongeval.
2. Vallen, struikelen, glijden, zwikken, enz. moeten volgens deze definitie als arbeidsongeval worden beschouwd
3. Onder een ongeval dat een werknemer in verband met het verrichten van arbeid overkomt, is niet begrepen een ongeval, dat de werknemer overkomt op weg van huis naar zijn arbeid of terug (Arbowet art. 9, lid 1)
3.3 beroepsziekte: Als beroepsziekten worden aangemerkt alle in internationaal overleg als zodanig erkende ziekten of aandoeningen in verband met het verrichten van (beroeps)arbeid en/of arbeidsomstandig-heden, die niet als (ongevals)letsel kunnen worden aangemerkt (zie ILO convention 121 geamendeerd in 1980, bijlage 1).
Toelichtingen
1. Algemeen gesteld gaat het hierbij om ziekten of aandoeningen die in hoofdzaak zijn veroorzaakt door een langdurige en/of herhaalde voor de gezondheid schadelijke belasting als gevolg van verrichte arbeid en/of arbeidsomstandigheden. De ziekte of aandoening gaat gepaard met een functionele aantasting of beperking die al dan niet tot een werkstaking leidt.
2. Ingevolge de Arbowet artikel 9moeten deze ziekten worden gemeld.
4. Classificatie
Omdat het totale aantal plaatsgevonden arbeidsongevallen geen inzicht geeft in de ernst daarvan, worden de ongevallen gesplitst in enkele categorieën. Bij zo'n classificatie naar ernst van de ongevallen, worden alle ongevallen die in een bepaald tijdvak (bijvoorbeeld één kalenderjaar) hebben plaatsgevon-den, ingedeeld naar de aard van de gevolgen voor de getroffene Gelet op het feit dat bij de arbeidsonge-vallen die plaats vinden de lichtere gevallen overheersen kan de volgende klasse-indeling worden toegepast (zie tabel).
Tabel: Classificatie van ongevallen
Klasse | Gevolg van het ongeval |
1 | Uitsluitend werkstaking of ziekteverzuim van minder dan 1 dag |
2 | Ziekteverzuim van 1 dag tot minder dan 15 kalenderdagen |
3 | Ziekteverzuim van 15 kalenderdagen of meer, alsmede blijvende arbeidsongeschiktheid |
4 | Dodelijke afloop (binnen 30 dagen overlijden na een onafgebroken verzuim aansluitend aan het ongeval, indien de doodsoorzaak (mede) is gelegen in het opgelopen letsel) |
Aan de hand van deze viervoudige indeling kan men vrij eenvoudig, zonder enig rekenwerk, een globaal overzicht samenstellen van het aantal en de ernst van de arbeidsongevallen die in een bepaalde periode hebben plaatsgevonden (zie ook 6.4).
4.3 Verhoudingscijfers
4.3.1 Algemeen
Een beperking van de voorgaande classificatie met absolute aantallen is dat men niet zonder meer kan vergelijken tussen afdelingen, met andere bedrijven of met gegevens van het vorig jaar. Bij deze gegevens wordt namelijk geen rekening gehouden met de omvang van de groep werknemers waarop de gegevens betrekking hebben. Daarom worden, als meer adequate informatie, meestal verhoudingscijfers gebruikt waarin het ongevalsgebeuren met de grootte van het bedrijf of met de arbeidstijd, uitgedrukt in h, in verband wordt gebracht. In de bovenstaande classificatie worden alle ongevallen die in het bedrijf plaatsvonden ingedeeld. Van de lichte ongevallen, de zgn. pleisterongevallen, is bekend dat de registratie daarvan binnen het bedrijfsleven nogal kan uiteenlopen. Zonder iets af te doen aan het belang van inzicht in deze lichte gevallen, wordt echter bij de verhoudingscijfers aan het opnemen van die ongevallen gedacht, die een verzuim van minimaal 1 dag of 1 ploegendienst tot gevolg hebben gehad. Als verhoudingscijfers over deze ongevallen worden (onder meer in aansluiting op internationale voorschriften of aanbevelingen) de volgende kengetallen gegeven:
4.3.2 Ongevalsfrequentie-index
(voor de relatieve omvang van het aantal ongevallen)
Ongevalfrequentie (fo): Het aantal ongevallen in de klassen 2, 3 en 4 dat in de waarnemingsperiode plaatsvond, gedeeld door het aantal arbeidsuren.
In formule
fo = n1 / t
waarin:
fo, is de ongevalfrequentie;
n1 is het aantal ongevallen in de klassen 2, 3 en 4 in de waarnemingsperiode;
t is het totale aantal arbeidsuren in de waarnemingsperiode.
Ongevalfrequentie-index (IF): Het product van de ongevalfrequentie en 106.
IF = fo x 106
4.3.3 Gemiddelde verzuimduur
(voor een zekere indicatie van de ernst van de ongevallen)
Gemiddelde verzuimduur (ID): Het totale aantal arbeidsuren dat per ongeval in de klassen 2 en 3 verloren ging, gedeeld door het aantal ongevallen in de klassen 2 en 3.
In formule
ID=ty / n2
waarin:
ty is het aantal verloren arbeidsuren in de waarnemingsperiode wegens ongevallen;
n2 is het aantal ongevallen in de klassen 2 en 3 in de waarnemingsperiode.
Indien in de waarnemingsperiode geen ongevallen hebben plaatsgevonden wordt deze formule niet gebruikt.
4.3.4 Ongevallenverzuimpercentage
(voor een inzicht in het verzuim door ongevallen)
Ongevallenverzuimpercentage (IP): Het door ongevallen in de klasse 2 en 3 veroorzaakte aantal verloren arbeidsuren als percentage van het totale aantal arbeidsuren.
In formule
IP= ty2 x 100
Opmerking:
Aanbevolen wordt de waarnemingsperiode gelijk te stellen aan een kalenderjaar.
5. Voorbeeld
In dit voorbeeld gaat het om een bedrijf waar niet in arbeidsuren doch in werkdagen wordt geregistreerd.
Van een bedrijf zijn over een jaar de volgende gegevens bekend:
De effectieve personeelssterkte was bij dit bedrijf 84 - 30 + 13 = 67 personen.
Het verzuim verminderde deze personeelssterkte nog eens met 9% dat wil zeggen 67 - 6 = 6l personen (reële) personeelssterkte.
Het aantal gewerkte uren was dus 61 x 1 800 = 109 800 h.
Er vonden 4 ongevallen (met minstens 1 dag verzuim) plaats.
Deze leidden tot 97 verliesdagen (= 97 x 8 = 776 verliesuren).
De toepassing van de formules geeft:
1F = de ongevalfrequentie-index: (4 x 106) / 109 800 = 36.4 ongevallen per 106 werkuren
ID = gemiddelde verzuimduur: 776/4 = 194 h/ongeval
IP = het ongevallenverzuimpercentage: (776 x 100) / 109 800 = 0.7 %
6. Nadere overwegingen
Ten aanzien van ongevallenregistratie en -statistiek doen zich enkele min of meer principiële kwesties voor ten aanzien waarvan de keuze werd gemaakt.